De verspreide familie

Abonnees op mijn blog zullen verrast zijn: na een lange onderbreking is er weer een blog! Ondanks mijn voornemens en de vele bijzondere en indrukwekkende verhalen die mensen met mij deelden, is het niet gelukt om regelmatig een blog te schrijven. Inmiddels gaat het onderzoeksproject het laatste jaar in. Er is bij lange na geen plek in het boek voor alle verhalen die mensen mij vertelden en voor alles wat zij mij lieten zien van hun leven in Nederland. Wellicht vindt een deel daarvan alsnog een weg in een blog? Ik beloof niets meer. Maar wel dat er nu een kleine serie aankomt: in de komende twee weken publiceer ik zeven blogs over mijn recente reis naar Istanbul. Dit is de eerste.

De reis naar Istanbul stond twee jaar geleden gepland en zou ik samen met Dima maken. We zouden haar familie bezoeken, die voor een groot deel in Turkije is terechtgekomen door de oorlog in Syrië. Ik ken Dima en haar familie al sinds 1989. Door corona kon de reis twee jaar geleden niet doorgaan, maar deze zomer gingen we alsnog. Vanwege het ontbreken van internet en een schrijfplek in het huis waar ik logeerde, schrijf ik de blogs achteraf, nu ik weer thuis ben.

Net als Dima hebben de gezinnen uit Syrië die meedoen aan mijn onderzoek zonder uitzondering te maken met een uiteengevallen familie: familieleden wonen in Syrië, Turkije, Jordanië, Libanon en/of in diverse Europese landen of de VS. In Nederland leven zij als kerngezin en moeten het doen zonder (een deel van) de overige familieleden, die zo belangrijk in hun levens waren. Niet zelden communiceren mensen dagelijks of zelfs meermalen op een dag met familieleden in het buitenland, vaak met tekstberichten of beeldbellen via Whatsapp. In sommige gezinnen maakte ik de pijn mee van het afgesneden raken van volwassen kinderen en in veel gezinnen de pijn van het verliezen van een ouder of broer of zus die op grote afstand woont, waardoor afscheid en gezamenlijk rouwen moeilijk of onmogelijk is.

ALEPPO

Als student culturele antropologie ervaarde ik in 1989 aan den lijve hoe hecht banden binnen een uitgebreide – ‘extended’ – familie kunnen zijn, toen ik een half jaar bij de familie van Dima in Aleppo woonde. Behalve met ouders, broers en zussen waren contacten met grootouders, ooms, tantes, nichten en neven intensief, zeker als zij in dezelfde stad woonden. Mijn ervaringen als student bij de familie in Aleppo kleurden de blik waarmee ik de intensieve contacten volgde tussen mijn Syrische bekenden in Nederland en hun familie elders.

In 1989 woonde ik bij Dima’s ouders in huis. Dima zelf woonde een paar straten verderop. In het huis van haar ouders woonden ook drie van haar ongetrouwde broers en een getrouwde broer met zijn vrouw. Daarnaast logeerde Dima’s zus Farida vaak bij haar ouders, samen met haar kleine zoontje, omdat haar man in Dubai werkte. Het huis was een kleine vierkamerwoning: een kleine woonkamer en gastenkamer, en twee slaapkamers. Eén van de slaapkamers was voor Dima’s ouders en de ander voor de getrouwde zoon en zijn vrouw. Voordat deze zoon trouwde woonde de oudste zoon Tariq met zijn vrouw op deze kamer, totdat hij voldoende geld had om een eigen woning te huren. De ongetrouwde zoons rolden als zij ’s avonds uit hun werk kwamen een matrasje uit in de woonkamer en sliepen daar naast elkaar. Ik sliep in de gastenkamer, vaak met Farida en soms met ander (vrouwelijk) familiebezoek. Dima kwam meestal dagelijks langs. Vaak was zij er al vroeg en zette koffie, die wij vrouwen dan gezamenlijk in de ochtendzon op het kleine balkon opdronken. Haar oudste broer Tariq woonde met zijn gezin in de buurt en kwam ook vrijwel dagelijks langs, vaak met zijn vrouw en hun twee jonge kinderen. Dima’s vader was veel thuis. Hij had zijn hele leven gewerkt als chauffeur maar was een aantal jaar geleden gestopt. Hij was over de zestig, had lichamelijke klachten, en de hele familie was het erover eens dat hij toe was aan pensioen. Vanaf dat moment onderhielden de zoons hun ouders. Het huis was een voortdurende zoete inval van familie.

DIMA

Mijn contact met Dima en haar familie is gebleven en duurt dus inmiddels 33 jaar. Door de oorlog is ook deze familie uiteengevallen en woont in verschillende landen. Dima woont sinds ruim vier jaar in Nederland en daardoor zie ik haar weer regelmatig. Toen ik Dima in 1989 leerde kennen was zij nog nooit Syrië uit geweest en nooit hadden we verwacht dat haar leven deze wending zou nemen en zij in Nederland terecht zou komen. Toen we elkaar leerden kennen waren we beiden 25. Terwijl ik in de laatste fase van mijn studie zat en volop mijn grenzen aan het verkennen en verleggen was, was zij al acht jaar getrouwd en had vier kinderen. Onze achtergronden konden bijna niet meer van elkaar verschillen, maar ik ervaarde vooral dat ik veel met haar deelde: we waren beiden jonge vrouwen en konden het heel goed met elkaar vinden. Telkens wanneer ik terugkwam in Syrië, bezocht ik haar en haar familie. Tussentijds schreef ik haar een tijdlang brieven, maar het contact verwaterde toen ik zelf kleine kinderen had en werkte.

Toen in 2011 de oorlog begon was Dima aldoor in mijn gedachten: hoe zou het gaan met haar en de rest van de familie? Aanvankelijk was het in Aleppo relatief rustig, maar vanaf 2012 laaide de strijd in Aleppo steeds heviger op. Tot eind 2016 wisten verschillende rebellengroepen stand te houden in het oostelijke deel van de stad, terwijl het Syrische leger de rest van de stad in handen had en met hulp van bondgenoten Rusland en Iran steeds zwaarder geschut inzette. Het huis van Dima’s ouders en van Dima zelf lag op de grens van oost en west Aleppo, net aan de westkant. De ‘slag om Aleppo’ duurde uiteindelijk van 2012 tot eind 2016 en leidde tot een record aantal burgerdoden en onvoorstelbare verwoesting aan de ooit zo florerende en prachtige oude stad. Vanuit mijn veilige comfortabele huis in Nederland kreeg ik mee hoe Dima haar huis kwijtraakte en met haar jongste dochter – haar vijfde kind, dat geboren is nadat ik bij haar familie woonde – naar een appartement in een andere buurt moest verhuizen. En hoe ze dat iets later ook weer moest verlaten omdat het te onveilig was, en bij familie ging logeren.

In 2015 weet zij samen met haar jongste dochter en oudste broer Tariq Syrië te ontvluchten door in een donkere nacht de gevaarlijke grens met Turkije over te steken. Zij was niet de eerste (en ook niet de laatste) uit de familie die in Turkije terecht kwam. Voor mensen uit Aleppo was de grens met Turkije het meest dichtbij, zoals mensen uit het zuiden van Syrië eerder naar Jordanië vluchtten (zie eerdere blogs over Jordanië). Dima’s oudste zoon en dochter woonden op dat moment al met hun gezinnen in een gedeeld appartement in Istanbul. Dima en haar jongste dochter trokken bij hen in en enkele maanden later voegde ook Dima’s man zich bij hen. Daarmee woonden zij met tien personen in de kleine driekamerwoning. In 2016 vertrok Dima’s jongste dochter, die in Istanbul getrouwd was met een Palestijnse man uit Syrië, in het kader van gezinshereniging naar Nederland. Haar man had vanuit Turkije via Griekenland Nederland weten te bereiken. Niet veel later slaagde ook Dima’s man erin om Nederland te bereiken en in 2018 voegde Dima zich bij hem. De familie heeft een band met Nederland doordat een van de oudste broers eind jaren zeventig in Nederland asiel heeft aangevraagd en gekregen. Dima en haar man wonen nu in een klein dorp in het zuiden van het land. Hoe blij Dima ook is met deze ontwikkeling, tegelijk heeft zij veel verdriet van het afgesneden zijn van haar kinderen in Aleppo en Istanbul. Een reis naar Aleppo zit er voorlopig niet in, maar Istanbul kan wel. En ik ga met haar mee.

PALESTIJNEN

Dima’s familie is Palestijns. Abu Tariq, Dima’s vader, vluchtte in 1948 als zestienjarige vanuit de stad Haifa naar Libanon. De periode rond het eindigen van het Britse mandaat over Palestina was dramatisch voor Palestijnen en wordt niet voor niets door hen de ‘Nakba’ genoemd, ‘de catastrofe’ of ‘de ramp’. De aanloop ging samen met een burgeroorlog tussen Arabische en Joodse inwoners van Palestina en toenemend geweld tegen Palestijnen. Het mondde in 1948 uit in het eenzijdig uitroepen van de onafhankelijke staat Israël door de zionistische beweging en een verdere intensivering van het geweld tegen Palestijnen. Bijna 60% van de Palestijnse inwoners werd in deze periode verdreven uit hun woonplaatsen, sloeg op de vlucht of werd vermoord. Een groot deel van de vluchtelingen kwam terecht in buurlanden, waaronder Syrië. De jonge Abu Tariq trok vanuit Libanon door naar Syrië en vestigde zich na zijn huwelijk met Umm Tariq, eveneens afkomstig uit Haifa, in Aleppo. Omdat Palestijnen in Syrië niet de Syrische nationaliteit kregen, zijn zij in Nederland staatloze vluchtelingen. Dit geldt ook voor Dima. Staatloze vluchtelingen komen eerder in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd – drie jaar in plaats van vijf jaar – en daarmee voor Nederlands staatsburgerschap. Dima kreeg begin dit jaar de Nederlandse nationaliteit. Voor het eerst in haar leven heeft zij een paspoort.

Nu Dima een Nederlands paspoort heeft, is reizen naar Turkije een stuk gemakkelijker. Eind juni staan we eindelijk in de rij op een stampvol Schiphol. We gaan logeren bij Farida, de zus van Dima. Ik zal ruim twee weken blijven en Dima blijft zes weken. Na mijn vertrek zal ze bij haar dochter Noor gaan logeren. Tijdens ons verblijf valt ook het offerfeest. Ik kijk ernaar uit om dat met de familie mee te maken, omdat ik in 1989 dit feest in Aleppo ook bij hen heb meegemaakt. Hoe zouden zij dat nu, zoveel jaar later en in een compleet andere context vieren? Familie die ik opnieuw hoop te ontmoeten in Istanbul zijn, behalve zus Farida: Dima’s dochter Noor en zoon Ahmed met hun gezinnen, haar broer Aziz met zijn gezin. Daarnaast Dima’s oudste broer Tariq die in de stad Bursa woont, samen met zijn vrouw en drie volwassen kinderen. Een andere broer, Nabil, woont met zijn vrouw en twee zoons in een stad in het zuiden van Turkije. We hopen dat hij bereid is om naar zijn broer in Bursa te reizen, waar wij hem dan ook kunnen ontmoeten. Ik heb er zin in!

Foto: Aleppo 1989, ©Ada Ruis

Een jaar in Nederland

De laatste dag van een jaar kijken veel mensen terug en maken ‘de balans’ op: wat was het voor een jaar? Waar ben je blij mee, wat wil je anders, wat hoop je achter je te kunnen laten, wat hoop je uit te kunnen bouwen, wat wens je je dierbaren toe? Mijn eigen balans is redelijk overzichtelijk: het is niet gelukt om regelmatig blogs te schrijven (…), maar ik heb wel een stevige basis voor mijn onderzoek gelegd, en ik heb er plezier in. Mijn ouders hebben het jaar opnieuw doorstaan, met ups en zeker ook downs, maar ze zijn er nog. Thuis wordt het steeds rustiger: één van mijn zoons heeft het nest verlaten, en een ander staat op het punt dat te doen; goed en leuk, de tijd is er rijp voor. Kortom, gebeurtenissen van een levensjaar met ‘gewone’ hoogte- en dieptepunten.

Hoe anders is dat voor veel van de gezinnen uit Syrië die meedoen aan mijn onderzoek. Door hun levens loopt de breuklijn van oorlog en de vestiging in een nieuw, onbekend land. Een deel van de gezinnen is hier inmiddels twee of drie jaar, een klein deel is pas kort geleden aangekomen. En enkele gezinnen hebben er net hun eerste jaar in Nederland opzitten. In het afgelopen jaar kwamen Syriërs vooral in het kader van gezinshereniging naar Nederland. Dat gold ook voor het gezin van Hasna, die in een dorp in de omgeving van Amersfoort woont. Hasna en haar gezin kwamen in de herfst van vorig jaar aan. Nu ruim een jaar later blikt zij terug.

Het verhaal van Hasna en haar gezin staat niet model voor het verhaal van andere gezinnen uit Syrië. De gezinnen die bij mijn onderzoek betrokken zijn, laten zien dat er weliswaar parallellen zijn, maar dat de verhalen ook sterk uiteen kunnen lopen. Waarin Hasna en haar gezin opvallen, zijn hun positieve instelling en de concrete stappen die zij al gezet hebben in de richting van een leven waarin zij onafhankelijk kunnen zijn van steun van de overheid en instanties.

Syrië

Hasna (38) kwam ruim een jaar geleden aan met haar dochters Lana (9), Judy (7) en Nora (3). Haar man Omar was ruim een jaar eerder aangekomen. Nadat hij een tijdelijke verblijfsvergunning had gekregen, kon hij gezinshereniging aanvragen. Het gezin komt uit een stad in het Oosten van Syrië. Hun stad kwam vanaf 2014 in handen van Daesh (Islamitische Staat), en was daarvoor al strijdtoneel van diverse concurrerende facties. Hasna en Omar halen vaak herinneringen op aan hun leven voor de oorlog, hun mooie stad aan de rivier de Eufraat, waar ze ’s zomers zoveel tijd doorbrachten. Hun leven was goed. Ze hadden zelfs drie huizen: één huis in de stad, en twee huizen daarbuiten, waar ze in vakantieperiodes tijd doorbrachten. Alle familie woonde er, en ze hadden veel vrienden. Toen de stad onveilig werd, zijn ze in een van hun andere huizen gaan wonen, en toen ze zich ook daar niet meer veilig voelden zijn ze naar Damascus gegaan. Dat bleek precies op tijd: vlak na hun vertrek werd de doorgaande weg afgesloten.

Begintijd

Toen Hasna met haar dochters aankwam op Schiphol, hadden Omar en zij elkaar ruim anderhalf jaar niet gezien. Nora was pas vier maanden oud toen Omar vanuit Damascus vertrok. Hasna heeft goede herinneringen aan de beginperiode in Nederland. De eerste drie dagen konden ze in een tijdelijk huis in hun nieuwe gemeente even op adem komen. Daarna ging zij met haar dochters door naar het aanmeldcentrum in Veenhuizen, en vervolgens naar een AZC, waar zij moesten blijven totdat er voor hen een woning beschikbaar was. Over haar eerste ervaringen in Nederland vertelt zij: “De eerste keer dat we naar buiten gingen, naar de winkels, de straat op, had ik het gevoel dat iedereen naar ons lachte. Ik had mijn meisjes bij me, en die hadden alle drie dezelfde kleren aan. De Nederlandse mensen op straat keken en lachten naar ons. Ze zeiden ‘hai’. Ik was heel blij en ik kwam tot rust.”

Ook het AZC is voor haar een positieve ervaring, ondanks het feit dat Omar daar niet bij hen mocht wonen, omdat hij in zijn tijdelijke huis in de nieuwe gemeente moest blijven. Hasna kreeg samen met haar dochters een eigen caravan. Zij herinnert zich de behulpzaamheid van de medewerkers van het COA, die haar hielpen bij alles wat zij nodig had, zoals een kinderwagen voor Nora. Zij vond het heel fijn om haar eigen plekje te hebben en zelf te kunnen koken. In het hoofdgebouw van het AZC deelden mensen de keuken en de badkamer, en dat gaf wel eens problemen.

Hasna omschrijft zichzelf als sociaal en flexibel: zij maakt gemakkelijk en overal vrienden. Zo had zij ook op het AZC al snel een groep vriendinnen, die ook kinderen hadden, en met wie ze naar de speeltuin en andere plekken ging. Oud en Nieuw heeft zij vorig jaar daar gevierd, op het AZC, met haar vriendinnen. Er was een feest georganiseerd en de kinderen kregen een cadeautje. Ze vond het geen probleem om bijna drie maanden in de caravan te wonen. Ze zegt: “Ook al waren we nog niet gesetteld, het was genoeg te weten dat mijn dochters en mijn man en ik bij elkaar zullen zijn; ik was heel blij”.

Nieuw thuis

In januari konden zij hun nieuwe huis betrekken, nadat Omar er eerst een paar weken flink in had gewerkt om het schoon, geschilderd en ingericht te krijgen. De eerste twee maanden in haar nieuwe woonplaats vond Hasna het moeilijkst: zij kende nog niemand en had nog geen fiets. Ze moest wachten voor ze kon starten met taallessen, want de groepen zaten vol. Omar deed in die eerste tijd bijna alles, zoals hun twee oudste dochters naar school brengen en weer halen. Lana en Judy gingen naar een basisschool met een taalklas: twee dagen per week zaten ze in de taalklas, en de rest van de week in een reguliere klas.

In maart 2017 veranderde Hasna’s leven: haar taallessen begonnen en zij kreeg een fiets. Maart noemt zij ‘de maand van de vriendschap’. Zij leerde op de taalles haar inmiddels beste vriendin Malika kennen, eveneens uit Syrië. Via Malika maakte zij kennis met andere Syrische vrouwen in het dorp. Inmiddels maakt zij deel uit van een hechte vriendinnengroep, die elkaar iedere zaterdag ziet, telkens bij een van de vrouwen thuis. De fiets is voor Hasna heel belangrijk: het heeft haar vrijheid gegeven. In weekends en vakanties gaat zij er vaak op uit met haar dochters, vriendinnen en hun kinderen; via een Whatsapp-groep houden zij en haar vriendinnen elkaar op de hoogte van leuke evenementen en spreken af om er samen heen te gaan.

Hasna omschrijft haar vriendinnengroep als een soort ‘nieuwe familie’. Ze mist haar ouders, broer en zussen; zij is de enige die in Nederland woont. Ze hebben met de familie een Whatsapp-groep, en iedere dag is er wel even contact. Ze spreken dan berichtjes in, en horen zo elkaars stem; dan lijkt het alsof zij dichtbij zijn. Eens per week heeft ze een videogesprek met haar ouders, die in Turkije zitten. Haar vader moet dan vaak huilen; hij mist zijn kinderen zo. Als Hasna zich verdrietig voelt, bijvoorbeeld omdat zij haar familie mist, gaat zij meestal naar Malika. Malika is als haar zus; ook in haar manier van doen lijkt zij op haar zus.

Haar twee oudste dochters pikken het Nederlands snel op. Ze hebben het naar hun zin op school. Vooral de taalklas vinden zij leuk. Daar zitten andere kinderen uit Syrië. In de gewone klas vinden zij het moeilijker om vrienden te maken. Zij kunnen zich nog niet helemaal goed uiten in het Nederlands, en sommige Nederlandse kinderen negeren hen. Nora gaat sinds kort naar een peuterspeelzaal. Hasna hoopt dat zij zo wat Nederlands leert, voor zij naar de basisschool zal gaan.

2018

Wat aan Hasna knaagt is dat zij zichzelf verwijt niet genoeg te studeren: haar vorderingen met de Nederlandse taal gaan minder snel dan ze zou willen. Zij ziet haar toekomst in Nederland, en ze wil hier een leven opbouwen. Het belangrijkste is dat haar dochters hier veilig zijn en toekomstmogelijkheden hebben, maar zij heeft ook voor zichzelf idealen die ze – in elk geval deels – hoopt te verwezenlijken. In Syrië heeft zij altijd gewerkt, ook nadat zij was getrouwd en moeder werd. In Nederland hoopt zij ook ooit te kunnen werken. Ze vindt dat zij meer met Nederlanders op zou moeten trekken, maar op dit moment doet de warmte van haar Syrische vriendinnengroep haar zoveel goed. Kort geleden heeft zij een Nederlands taalmaatje gekregen. Zij hoopt dat 2018 haar verder brengt in het leren van de Nederlandse taal.

Hoewel zij in Syrië een goed leven hadden, en het hen aan niets ontbrak, zijn zowel Hasna als Omar heel tevreden in hun sociale huurwoning en met hun relatief lage inkomen. Waar het om gaat is dat zij hier veilig zijn en dat de meisjes naar school kunnen gaan. Wel hopen zij dat Omar in 2018 werk zal vinden, en die kans is groot. Omar heeft een goede opleiding en heeft in het afgelopen jaar mee mogen doen aan een cursus voor software development. Daarmee heeft hij heel goede kansen op werk. Er zijn al mogelijkheden geweest, maar eerst moet hij zorgen dat hij ook op tijd aan de inburgeringseisen voldoet; anders krijgt hij een hoge boete. Binnenkort hoopt hij te slagen voor het staatsexamen B1 en zich dan helemaal te kunnen richten op het vinden van werk.

Wanneer Omar werk zou vinden in een andere hoek van het land, zou Hasna daarvoor willen verhuizen. Na wat zij in Syrië hebben doorstaan en tijdens de periode dat ze van elkaar gescheiden waren, is voor haar het belangrijkste om nu dichtbij elkaar te zijn. Een eventuele verhuizing zou voor haar een logische stap zijn, die hoort bij het opbouwen van hun nieuwe leven. Haar vriendinnen zou ze enorm missen, maar ze kent zichzelf: ook op een nieuwe woonplek zou zij opnieuw vriendschappen op kunnen bouwen. Zij kijkt met vertrouwen uit naar een nieuw jaar in Nederland.

Hier ruik ik de geur van mijn land

Syrische vluchtelingen in Jordanië wonen overwegend in Jordaanse steden, zoals de Syriërs die ik in Amman en Irbid sprak. Twintig procent leeft echter in een vluchtelingenkamp, waarvan een groot deel in Zaatari. Zaatari is het grootste vluchtelingenkamp in het Midden-Oosten en het op één na grootste vluchtelingenkamp ter wereld. Het ligt in droog woestijnlandschap in het noorden van Jordanië, vlakbij de stad Mafraq en op 6 kilometer van de grens met Syrië. Er wonen 80.000 mensen; iedere dag worden er 80 baby’s geboren.

Deze blog is gebaseerd op gesprekken met een hulpverlener in Zaatari, Syriërs die er gewoond hebben, en op artikelen uit Jordaanse media en een reportageserie van Sky News Arabia. Ik heb Zaatari niet zelf bezocht; het lukte niet om op tijd – voor mijn vertrek – toestemming van de veiligheidsdiensten te krijgen.

Het begin

Zaatari is in 2012 door de Jordaanse regering en de UNHCR opgericht, en al snel na de start werden de eerste hulporganisaties actief in het kamp; inmiddels zijn dat er 47. Hayat is een jonge Jordaanse sociaal werkster, die tot de eerste hulpverleners hoort en alle fases van Zaatari heeft meegemaakt. Zij vertelt dat Zaatari in het begin een ‘lange straat met tenten’ was. Er waren provisorische openbare toiletten en douches; eten en water werd van buiten naar het kamp gebracht. Het water werd in grote flessen gebracht, die bevroren waren bij aankomst, zodat het een tijdje koel bleef. De warme maaltijden moesten meteen gegeten worden, omdat er geen koelkasten waren om het te bewaren en geen keuken om het op te warmen. Vooral tijdens de vastenmaand Ramadan was dit zwaar, omdat het eten eerder werd gebracht dan het moment van het verbreken van de vasten.

Na enkele maanden kwam er een grote gedeelde keuken. Hulporganisaties deelden per gezin voorraadpotten en basisartikelen uit, zoals rijst, bulghur, kikkererwten, olie, zout, suiker, blikvoedsel. Doordat er meer organisaties bij het kamp betrokken raakten en de coördinatie verbeterde, kon er een infrastructuur opgezet worden en kwam er geleidelijk aan meer privacy. Mensen kregen bij hun tent een eigen toiletcabine met afvoer, zodat zij niet meer afhankelijk waren van de publieke toiletten.

Opbouw van een nieuwe stad

Na twee jaar kwamen de eerste containerwoningen in het kamp. Donoren uit verschillende landen droegen daaraan bij: in ruil voor hun tent, kreeg ieder gezin een containerwoning. Een gezin van zes personen heeft recht op één tent of containerwoning; een gezin van zeven tot twaalf personen krijgt er dus twee.

Inmiddels zijn alle tenten verdwenen en worden nieuwe containerwoningen standaard geleverd met keuken, toilet en badkamer. De gemeenschappelijke douches en keukens zijn niet meer nodig. Iedere familie die nieuw binnenkomt in Zaatari, krijgt een eigen nieuwe containerwoning, die zij mogen houden. Wanneer het gezin na de oorlog terug wil naar Syrië, dan mag de containerwoning mee als (voorlopige) huisvesting.

Een deel van de bevolking van Zaatari is erin geslaagd om in het kamp te werken. Er zijn winkels, restaurants, koffiebars opgezet door inwoners. Anderen bieden hun diensten aan als kleermaker, technicus, fietsenmaker, schoenmaker. Vrijwel alles is te krijgen: van shoarma en pizza’s tot bruidskleding. De hulporganisaties hebben ook mensen uit Zaatari in dienst, zij het onder het label van vrijwilliger. Omdat Syriërs niet (in overheidsdienst en voor organisaties) mogen werken in Jordanië, kunnen zij niet formeel in dienst worden genomen. Als vrijwilliger krijgen zij aan het eind van de maand echter wel een tegemoetkoming. Het bedrag daarvan verschilt per organisatie, en ligt ongeveer tussen 250 en 320 euro. Bij de organisatie waar Hayat werkt, werken alleen al zo’n 150 vrijwilligers.

Ook al werken er Syriërs bij de hulporganisaties en in door hen zelf opgezette bedrijfjes, een aanzienlijk aantal bewoners van Zaatari heeft geen werk, en is volledig afhankelijk van hulp. Hayat ziet dit als belangrijkste uitdaging voor Zaatari. Zonder extra inkomsten is het heel moeilijk om rond te komen. Bovendien zorgt werk voor afleiding, waardoor mensen niet steeds bezig zijn met alles wat zij hebben meegemaakt en achtergelaten.

Opgroeien in Zaatari

Kinderen in Zaatari gaan tegenwoordig allemaal naar school. Hayat vertelt dat er in het begin ouders waren die hun kinderen thuis hielden, omdat zij dachten dat het Jordaanse onderwijs in Syrië niet geldig zou zijn, of omdat zij niet wilden dat hun kind in een lagere klas zou starten dan de klas waarin het kind in Syrië had gezeten. Volgens Hayat is dat soms nodig, omdat de onderwijssystemen in Syrië en Jordanië verschillen. Ouders begrijpen nu dat het nog lang kan duren voor zij terug kunnen naar Syrië, en dat het belangrijk is dat hun kinderen intussen verder leren; dan kunnen zij straks bijdragen aan de wederopbouw van Syrië en een nieuw leven opbouwen.

Een kleine groep jongeren in Zaatari krijgt na hun eindexamen een beurs om aan de Jordaanse universiteit te studeren; ook is er een kleine groep die een studiebeurs ontvangt van internationale organisaties, om in het buitenland te studeren. Het grootste deel van de jongeren in Zaatari heeft echter minder geluk en heeft niet de mogelijkheid om te studeren.

In een reportage van Sky News Arabia, komt Umaima aan het woord, een 13-jarig meisje uit Zaatari. Zij vraagt aandacht voor het grote risico dat jonge meisjes lopen, door te moeten trouwen op jonge leeftijd. Umaima is zich hiervoor in gaan zetten, nadat een vriendinnetje op 13-jarige leeftijd ging trouwen. In Zaatari trouwen sommige meisjes zelfs op nog jongere leeftijd. Umaima wil meisjes en hun ouders hiervoor waarschuwen. Om weerbaar te worden, een goed leven te kunnen leiden, en om na de oorlog een bijdrage te kunnen leveren aan de wederopbouw van Syrië, is het van groot belang dat meisjes goed opgeleid zijn. Bovendien zijn er grote gezondheidsrisico’s voor meisjes als ze zo jong trouwen: lichamelijk en geestelijk zijn zij nog niet klaar voor een huwelijk en het krijgen van kinderen; er kunnen allerlei complicaties optreden.

Umaima vertelt dat jonge meisjes het zelf nog niet goed kunnen begrijpen. Zij benaderen het soms als spel en denken dat het leuk is; zij verheugen zich op een mooie jurk en mooi haar. Maar zij weten niet wat er echt gaat gebeuren. Umaima voert onder andere actie via Facebook, en spreekt in het kamp regelmatig voor groepen ouders en kinderen. Inmiddels geniet zij zoveel naamsbekendheid dat ook hulporganisaties en buitenlandse onderzoekers geïnteresseerd zijn in haar verhaal.

Wachten op de toekomst

Vluchtelingenkampen die lang bestaan, zoals de talrijke Palestijnse vluchtelingenkampen in Libanon, Jordanië en Syrië, kunnen op den duur nieuwe steden worden of opgaan in bestaande steden. De huisvesting krijgt meer permanente trekken en mensen bouwen een nieuw bestaan op in het kamp. Het Palestijnse vluchtelingenkamp Yarmouk in Damascus, week – voor de oorlog – niet bijzonder af van andere volkswijken in Damascus. Ook Zaatari lijkt steeds meer het karakter van een stad te krijgen, al hopen veel inwoners erop dat het een tijdelijke stad is.

Hulpverleenster Hayat denkt dat het leven in Zaatari, zoals het nu is, voor Syriërs beter is dan buiten Zaatari. Syriërs buiten het kamp krijgen minder hulp en hebben hogere uitgaven. Buiten het kamp moeten zij huur betalen voor een woning en betalen zij voor voorzieningen. In Zaatari zijn alle voorzieningen gratis, zoals gezondheidszorg en onderwijs, en geven mensen niets uit aan huisvesting; ook is er gratis stroom, hoewel alleen tussen 16.00 en 2.00 uur. Voor Syriërs buiten de kampen is het meestal heel moeilijk om rond te komen, vooral sinds de vermindering van voedselhulp door de VN in 2015, vanwege geldtekorten.

In de reportage waarin Umaima aan het woord komt, komt ook een kunstenaar uit Zaatari aan het woord. Hij ziet het als taak van kunstenaars om zoveel mogelijk herinneringen aan Syrië te tekenen, te schilderen, of na te bouwen. Op die manier worden de herinneringen bewaard. Door dat zo gedetailleerd mogelijk te doen, kan het helpen om Syrië na de oorlog opnieuw op te bouwen, zoveel mogelijk zoals het was. In zijn atelier staan schilderijen en beelden van plaatsen in Syrië, van typerende gebruiksvoorwerpen en rituelen, en er staan maquettes van de citadel van Aleppo en van Palmyra.

De kunstenaar bevestigt het beeld van Hayat dat het leven in het kamp financieel gemakkelijker is dan erbuiten, omdat je buiten het kamp niet mag werken. Tegelijk ervaart hij het kamp als gevangenis. Om eruit te kunnen moet hij minimaal een dag van tevoren een vergunning aanvragen. Daarom blijft hij liever in het kamp; hij heeft geen zin in de wachtrijen bij het kantoor van de veiligheidsdienst.

Verder migreren naar Europa is voor hem geen optie. Hij blijft in Zaatari, dichtbij Syrië, want ‘hier ruik ik de geur van mijn land’. Wel voorziet hij dat het nog lang kan duren, en daarom zou hij willen dat er in het kamp geïnvesteerd wordt. Wat hij het liefst zou willen is bomen in Zaatari. Hij mist het groen uit Syrië.

________________________________________________

Deze blog is geschreven na terugkomst uit Jordanië

Foto: ©Foreign and Commonwealth Office; Flickr

Blog

Geplaatst op 17 augustus 2022 in de categorie Familiebezoek Turkije

De verspreide familie

Syrische gezinnen leven in Nederland meestal als kerngezin. In Syrië was de uitgebreide familie vaak heel belangrijk, maar de oorlog heeft families uit elkaar gerukt. Familieleden hebben jarenlang vooral online contact met elkaar gehouden, maar sinds veel Syriërs de Nederlandse nationaliteit hebben lukt het vaker om elkaar weer te zien.

Dit is het eerste van zeven blogs in de serie Familiebezoek Turkije.