Gastvrijheid onder druk

Niet alleen Syriërs lijden onder de consequenties van hun gedwongen verblijf in Jordanië. Hun aanwezigheid trekt ook een zware wissel op de Jordaanse samenleving en zet relaties tussen Jordaniërs en Syriërs onder druk.

Jordanië heeft altijd vluchtelingengroepen opgevangen, en die maken een aanzienlijk deel uit van de bevolking. Door de komst van de vele Syriërs is de bevolking in de afgelopen zes jaar met 3 miljoen gegroeid tot een inwonertal van ruim 9 miljoen. Bijna een derde daarvan is vluchteling. Palestijnen met het Jordaanse staatsburgerschap zijn daarin niet meegerekend. Als je hen mee zou rekenen dan zou de bevolking van Jordanië voor veruit het grootste deel uit vluchtelingen bestaan. In de periode tussen 1991 en 2003 zijn door de Golfoorlogen veel Iraki naar Jordanië gekomen. Naast hen is er een aanzienlijke groep Egyptenaren, en zijn er kleinere groepen, uit onder andere Jemen en Libië. Veruit de grootste groep niet-Jordaniërs zijn echter de Syriërs die vanaf het begin van de oorlog in 2011, naar Jordanië zijn gekomen. Het officiële aantal Syriërs dat bij de UNHCR (United Nations High Commissioner for Refugees) is geregistreerd is ruim 655.000, maar het reële aantal wordt geschat op 1,4 miljoen. Ongeveer de helft van de Syriërs is niet geregistreerd om uiteenlopende redenen, zoals angst dat verlies van anonimiteit tot onveiligheid leidt, of vanwege het ontbreken van persoonsbewijzen.

Voor het perspectief: in Nederland zijn er zo’n 64.000 Syriërs op een inwonertal van 17 miljoen.

Buren

Ruim de helft van de Syriërs in Jordanië komt uit Dar‘aa en omgeving, vlakbij de grens. Er is altijd veel uitwisseling geweest tussen het noorden van Jordanië en het zuiden van Syrië. Er werd handel gedreven en er vonden huwelijken plaats tussen Jordaniërs en Syriërs. Doordat de grenzen in het Midden-Oosten na de Eerste Wereldoorlog kunstmatig zijn vastgesteld door Engeland en Frankrijk, kon het gebeuren dat een deel van de familie in Syrië woonde en een ander deel in Jordanië. Aanvankelijk vond de opvang van Syriërs dan ook met grote vanzelfsprekendheid plaats, en boden Jordaniërs hen zelfs onderdak in hun eigen huizen.

Een bezoek aan Irbid maakt duidelijk dat de oorlog in Syrië veel druk legt op buurland Jordanië. Irbid ligt op 20 kilometer van de Syrische grens en zo’n 20% van de bevolking is Syrisch vluchteling. Op het kantoor van een lokale organisatie die zich inzet voor kwetsbare gezinnen, heb ik een gesprek met drie vrijwilligers: de Jordaanse Samira, en Rama en Shireen uit Syrië. Samira is begin twintig, Rama en Shireen een paar jaar ouder.

In eerste instantie benadrukken alle drie dat er geen sociale problemen zijn tussen Jordaniërs en Syriërs. De organisatie zet bewust in op programma’s voor zowel Syrische als Jordaanse ouders en kinderen. Er zijn veel overeenkomsten tussen de Syrische en de Jordaanse doelgroep van de organisatie: we zijn één familie, zegt Rama. De overeenkomsten in taal, cultuur en leefomgeving, maken Jordanië voor Syriërs een prettig land om te verblijven. Maar er zijn weldegelijk problemen, en die zetten de goede relatie tussen Jordaniërs en Syriërs onder druk.

Concurrentie

In eerdere blogs kwam al naar voren dat Syriërs in Jordanië beperkte mogelijkheden hebben om te werken en in hun levensonderhoud te voorzien. Maar ook Jordaniërs hebben te maken met economische problemen. De werkloosheid is groot, vooral onder jongeren. Syriërs worden vaak gezien als concurrenten op de arbeidsmarkt, omdat zij goedkoper zijn en bereid zijn meer uren te werken. Daarnaast zijn zij ook concurrenten op de huizenmarkt. Huren van woningen zijn fors gestegen sinds de Syrische burgeroorlog. Om geld te besparen delen veel Syriërs woningen of wonen zij veel te klein.

Rama en Shireen vertellen dat sommige huisbazen daarom Syrische huurders verbieden om gasten te ontvangen, of alleen verhuren aan gezinnen met een beperkt aantal kinderen. Zij zien dit als discriminatie; de huurder heeft er recht op, zolang hij netjes de huur betaalt, om in zijn huis te ontvangen wie hij wil. Samira ziet het anders. Zij vertelt over de Syrische familie die bij hen beneden in het portiek woont. Er lopen steeds volslagen onbekenden in en uit, ze heeft geen idee meer wie er wel en niet woont. Ze voelt zich daardoor minder veilig thuis.

Water

Naast concurrentie op de banen- en huizenmarkt, legt de massale aanwezigheid van Syriërs druk op voorzieningen als scholen, openbaar vervoer, winkels, afval- en reinigingsdiensten. Het is om die reden dat overheidsscholen dubbele roosters zijn gaan draaien, waarbij op grote scholen ’s ochtends de Jordaanse kinderen naar school komen en ’s middags de Syrische kinderen.

Bovendien legt het druk op water- en elektriciteitsvoorzieningen. Jordanië is een zeer droog land en kampt met grote watertekorten. Het land bestaat voor 90% uit woestijn. De groei van de Jordaanse bevolking en het grote waterverbruik van Israël, maken dat de rivier de Jordaan inmiddels niet veel meer is dan een sloot en dat het waterniveau van de Dode Zee met ongeveer een meter per jaar daalt.

Er ontspint zich een discussie hierover tussen Rama, Shireen en Samira. Samira laat blijken dat zij zich ergert aan het gemak waarmee Syriërs in haar ogen met water omgaan. “Waarom kiepen jullie zo vaak emmers water over de vloer om schoon te maken?”, vraagt ze aan Rama en Shireen, “dat is niet goed in een land met zo weinig water.” Rama en Shireen vinden dat iedereen het recht heeft op zijn eigen opvattingen over wat schoon is. Zij zijn het zo gewend. Rama noemt als grappig voorbeeld dat als een Jordaniër limonade op het vloerkleed morst, hij een glaasje water over de vlek giet; een Syriër gaat meteen het hele kleed wassen.

De discussie roept herinneringen wakker aan mijn tijd in Syrië en de schoonmaakwoede van veel vrouwen die ik kende; zij hechtten grote waarde aan een schoon huis. Dat hing mede samen met religieuze opvattingen over reinheid: voor iedere vrijdag en voor iedere islamitische feestdag werd het huis, net als het eigen lichaam, aan een grondige schoonmaakbeurt onderworpen.

Vroegtijdig schoolverlaten

Zowel vanuit lokale als internationale hulporganisaties is er toenemende aandacht voor de risico’s die kinderen en jongeren lopen op vroegtijdig schoolverlaten en op het moeten werken of trouwen op jonge leeftijd. Samira, Rama en Nisreen zien dit als één van de grootste problemen. Volgens hen ligt er extra veel druk op jongens en mannen, omdat zij als kostwinner gezien worden. Door de financiële problemen van Syriërs in Jordanië, verlaten veel jongens vroeg de school om te gaan werken. Soms kiezen families daar voor omdat kinderen een minder groot risico lopen betrapt te worden op illegaal werken. Maar soms ook omdat de vader in de oorlog is omgekomen of gehandicapt geraakt; de zoons zijn dan vaak degenen die gaan werken. Oudere jongens verkiezen vaak werk boven een studie of een cursus, omdat zij geld nodig hebben om te kunnen trouwen.

De oorlog en de situatie in Jordanië brengt voor meisjes andere risico’s mee. Vooral in arme gezinnen trouwen meisjes soms op zeer jonge leeftijd. De zorg voor hen drukt dan niet meer op de schouders van de ouders, maar op die van de echtgenoot. Veel Syriërs uit de omgeving van Dar‘aa komen van het platteland en hebben relatief weinig opleiding. Vroege huwelijken kwamen bij hen ook in Syrië voor. Rama, Shireen en Samira zien hier een duidelijke rol voor hun organisatie: werken aan bewustwording van kinderrechten en mensenrechten. Samira ziet dat veel Syrische vrouwen in Jordanië ontdekken dat zij rechten hebben, en daardoor mondiger worden.

Generaties en toekomst

De consequenties van de oorlog en het leven in ballingschap kunnen sterk uiteenlopen voor mensen van verschillende leeftijden. Rama en Shireen zeggen over zichzelf dat zij geluk hebben gehad, omdat zij hun bacheloropleiding nog net af hebben kunnen ronden in Syrië. Shireen’s jongere zus was net met een studie begonnen en kan nu niet meer studeren. Voor haar broer van 16 is geen plaats op de middelbare school in Irbid; hij heeft dus zelfs zijn school niet af kunnen maken.

Rama is thuis de jongste. Ze heeft een zus en een broer in Syrië en een zus die nu met haar man in Duitsland woont. Ze zou niets liever willen dan ook naar Duitsland gaan: een nieuwe omgeving, een nieuwe taal, een nieuwe toekomst. Maar ze mag niet van haar ouders. Zij is het enige kind dat haar ouders hier hebben, en ze moet aan hen denken.

Zowel de ouders van Rama als Shireen willen niet naar Europa. Mijn vader wil niet in Europa sterven, zegt Shireen. Emigreren naar een compleet ander land is niets voor oude mensen, vinden beiden. Daarvoor moet je jong en flexibel zijn.

Over hun eigen toekomst durven ze nauwelijks na te denken. Shireen zou het liefst verder studeren, een masteropleiding. Ze heeft de leeftijd om te trouwen, maar trouwen zit er niet in. Syrische mannen hebben meestal geen geld en geen werk. Beide zijn het erover eens dat trouwen alleen een optie is wanneer het voldoende perspectief voor hun kinderen zou bieden. Hun eigen wensen of belangen zijn daaraan ondergeschikt. Trouwen met een Jordaniër zou betekenen dat ze hier blijven en niet meer naar Syrië gaan. Dat willen ze niet, hoewel er volgens hen veel Syrische vrouwen zijn die dit wel een aantrekkelijk perspectief vinden. Het geeft hun rechten en de mogelijkheid zich in Jordanië te settelen.

Samira voegt toe dat het ook voor Jordaanse mannen aantrekkelijk kan zijn, omdat trouwen met een Jordaans meisje meestal duurder is. Een man moet bij een huwelijk niet alleen in staat zijn om zijn vrouw te onderhouden en onderdak te bieden, maar haar ook een bruidsprijs betalen. En Jordaanse jonge mannen hebben ook moeite om voldoende werk en inkomsten te krijgen. Er is dus ook concurrentie op de huwelijksmarkt, besluit zij lachend.

________________________________________________

Naast de interviews zijn voor dit blog verschillende, deels Arabische bronnen, gebruikt. Geïnteresseerden kunnen ze bij mij opvragen.

Woongemeenschap

In de vorige blog schreef ik over Amal, die studeert aan de universiteit in Amman. Zij zei over haar eigen situatie dat ze geluk heeft gehad, ook al is het niet gemakkelijk. Een bezoek aan een woongemeenschap van Syrische weduwen en hun kinderen toont dat het leven van Syriërs in Jordanië inderdaad nog veel complexer kan zijn. Islamitische liefdadigheidsorganisaties nemen hierin een rol, waarbij zij de weduwen en de kinderen steunen en tegelijk hun eigen boodschap uitdragen.

De families wonen in een buitenwijk van Amman, nog niet zo lang geleden een dorp, maar nu opgeslokt door de snel uitdijende stad. Het straatbeeld verraadt dat dit een arme buurt is. Roestige auto’s en dito auto-onderdelen voor vage werkplaatsen, sjofel geklede mannen op straat die ogenschijnlijk weinig omhanden hebben, groezelige huizen en gebouwen, zwerfkatjes op zoek naar etensresten tussen het huisvuil op straat, en overal rondwaaiend stof. Ik word afgezet bij een portiekwoning van vijf verdiepingen. In dit gebouw wonen bijna twintig Syrische oorlogsweduwen met hun kinderen. Abu Mohammed is de enige man in dit gebouw: hij ziet toe op de beveiliging van de vrouwen en kinderen en regelt afspraken – zoals met mij – en zorgt dat de dingen die in het huis moeten gebeuren, gedaan worden. Met zijn vrouw en drie kinderen woont hij op de begane grond, waar hij ook een kantoor heeft. Hij komt ook uit Syrië en doet zijn werk vrijwillig.

Ik ben uitgenodigd om bij een bijeenkomst te zijn met de directrice van de school van de kinderen, en een van de leraressen. Abu Mohammed ontvangt mij in zijn kantoor, en even later komen daar ook de directrice en de lerares aan. Gezamenlijk gaan wij naar een ontvangstkamer achterin het gebouw, waar de vrouw van Abu Mohammed ons opwacht met thee en de door mij meegebrachte koekjes. Er zitten zo’n tien vrouwen in de kring, en na de begroeting steekt de directrice meteen van wal. Ze heeft een puntenlijstje bij zich, dat ze af wil werken.

Seksuele opvoeding en hygiëne

Een belangrijke boodschap van haar aan de vrouwen is dat zij er op toe moeten zien dat hun kinderen zich goed wassen en schoon zijn. Ze gaat heel expliciet in op seksuele opvoeding en het geslachtsrijp worden van jongens en meisjes. Zij zegt dat de vrouwen nu de rol van moeder én van vader hebben. Zij moeten niet alleen met hun dochters maar ook met hun zoons een vertrouwensrelatie opbouwen en met hen bespreken hoe hun lichaam zich ontwikkelt. Het is geen schande om daar met je zoon over te praten, het is belangrijk dat hij het begrijpt; hij heeft tenslotte geen vader die hem dit kan vertellen.

Wat ook belangrijk is, is dat kinderen begrijpen dat zij zich moeten wassen. Iedere dag schoon ondergoed is normaal voor kinderen die de puberteit hebben bereikt. En kleren moeten regelmatig gewassen worden, zodat zij niet naar zweet stinken. Een goede hygiëne is belangrijk om te voorkomen dat kinderen ziektes of infecties oplopen. Dit hoort bij een goede opvoeding, net zoals het leren om op te ruimen en netjes om te gaan met je spullen. Het gebeurt te vaak dat schoolboeken vol etensresten zitten of dat er water overheen is gegaan.

De manier waarop de directrice de moeders toespreekt doet mij sterk denken aan de vele religieuze lessen voor vrouwen, die ik – achttien jaar geleden – in moskeeën in Damascus bijwoonde voor het onderzoek dat ik daar destijds deed. Vrouwen werden in die lessen dwingend aangesproken op hun verantwoordelijkheden als moeders, en op hun voorbeeldfunctie. Zij dienen hun kinderen de islamitische waarden en normen, de ahlaq, voor te leven en met geduld uit te leggen. De moraal omvat zowel geestelijke als lichamelijke aspecten. Zorg voor het lichaam is een basis voor geestelijke toewijding.

Rol van de moeder

Het vervolg van het verhaal versterkt mijn associaties met de religieuze lessen. Hoewel de directrice benoemt dat een goede opvoeding een gezamenlijke verantwoordelijkheid van school en ouders is, lijkt zij aan te geven dat het mogelijk mislukken daarvan toch vooral op het conto van de moeders komt. Zij benoemt divers gedrag van kinderen, dat niet door de beugel kan. Er zijn klachten over sommige kinderen; zij duwen, pesten, praten er steeds doorheen, luisteren niet, of blijven niet netjes in de rij staan bij het instappen in de bus.

Op dit punt aangekomen roeren enkele moeders zich, en zeggen dat zij het dan wel graag willen weten wanneer er klachten zijn over hun kind. Ook noemen zij voorbeelden van situaties waarin het hun kinderen niet gemakkelijk werd gemaakt, en zeggen zij dat niet alle leerkrachten even goed met de kinderen omgaan. Nu mengt de leerkracht zich in het gesprek en maakt duidelijk wat haar perspectief is op de gezamenlijke verantwoordelijkheid: ze kan niet met iedere moeder gaan bellen als haar kind zich misdraagt. Wat er in de klas gebeurt is het pakje aan van de leerkracht, en de moeders moeten thuis hun verantwoordelijkheid nemen.

De directrice wijst de moeders vervolgens op hun voorbeeldrol: als zij niet rustig zijn, hoe kunnen hun kinderen dan rustig zijn? Net zo werkt het in de klas: als een leerkracht niet sterk genoeg is, reageren de kinderen daarop. Zij sluit af met een verwijzing naar het belang dat de school hecht aan een goede islamitische opvoeding. In de school is een moskee aanwezig, en het wordt gestimuleerd dat de kinderen, zeker als ze groter zijn, daar bidden.

Weldoeners

Na afloop praat ik met vijf vrouwen na. Drie van hen komen uit Dar‘aa, vlak over de grens in het Zuiden van Syrië. Dar‘aa was één van de plaatsen waar in 2011 de opstanden tegen het Syrische regime begonnen. In het geweld dat hierop volgde, zijn veel bewoners van Dar‘aa gevlucht; veel Syriërs uit Dar‘aa zijn dan ook al vier à vijf jaar in Jordanië. De andere twee vrouwen komen uit Damascus. Net als Amal komen zij uit de wijk Jobar, en zijn al aan het begin van de burgeroorlog gevlucht. Hun mannen zijn omgekomen in het oorlogsgeweld.

De sfeer is gelaten. De moeders zijn in het algemeen niet zo enthousiast over de school, maar waarderen het dat de directrice en de lerares naar hen zijn toegekomen. Het is maar een klein schooltje en de meeste leerlingen zijn de kinderen die hier in dit huis wonen. Door naar hen toe te komen, worden de meeste ouders van de kinderen in één keer bereikt. De school waar de kinderen opzitten is een privé-school. De meeste privé-scholen in Amman zijn duur, maar deze niet omdat de school en de kinderen gesponsord worden door rijke moslims uit Jordanië en Saoedi-Arabië. Het bieden van financiële ondersteuning aan weduwen en wezen zien zij als religieuze verplichting, kafalat. Deze weldoeners betalen ook de kosten van de huisvesting van de moeders en de kinderen.

De vrouwen leggen uit dat dit ook hard nodig is. Als Syriërs hebben ze nauwelijks de mogelijkheid om te werken, en voor hen is werken sowieso geen optie. Zij moeten voor de kinderen zorgen en zij hebben geen werkervaring. Van Unicef krijgen zij per gezin een bedrag van 100 Jordaanse Dinar per maand. Dat is te weinig om van te leven en er zijn op dit moment geen andere organisaties die hen steunen. Ze moeten dus heel zuinig zijn en elkaar helpen.

Toekomstperspectief

Zonder uitzondering willen zij terug naar Syrië. Het leven in Jordanië is zwaar en niet leuk. Ze voelen zich ongewenst. Jordanië heeft te veel Syrische vluchtelingen op haar grondgebied en de Jordaniërs hebben daar last van. Ze denken dat het de schuld van de Syriërs is dat de werkgelegenheid laag is en de prijzen hoog. Zij ervaren discriminatie en vijandigheid. In deze buurt zijn zij de enige Syriërs. Zij blijven het liefst binnen, om maar zo min mogelijk met vijandigheid geconfronteerd te worden. Eén van de vrouwen vertelt dat haar neef, de zoon van haar zus in Irbid, daar kort geleden in elkaar geslagen en bespuugd is. Haar neef is 18 en was het toen zo zat dat hij besloten heeft om naar Syrië te gaan, terug naar de oorlog. Haar zus vindt het verschrikkelijk.

Eigenlijk zitten ze in een fuik; ze kunnen geen kant uit. Verder migreren zit er voor hen niet in, want zij hebben geen paspoort en geen geld. Terug naar Syrië zouden zij heel graag willen, maar dat kan niet zo lang de oorlog voortduurt. Er zit dus niet veel anders op dan in Jordanië te blijven, hoewel ze het hier niet fijn vinden en geen enkel toekomstperspectief zien voor hun kinderen.

Ze vertellen dat jongens wanneer ze 12 à 13 jaar oud zijn het huis moeten verlaten. Onder die voorwaarde mogen ze hier wonen. Wanneer jongens geslachtsrijp zijn en seksuele interesse in vrouwen krijgen, is het niet meer toegestaan dat ze met zoveel vrouwen in huis wonen, die geen bescherming van een man krijgen. Gezinnen met jongens in die leeftijd moeten dan een woning gaan huren; zij krijgen daarbij hulp vanuit de woongemeenschap en blijven vaak in de buurt wonen. Praktisch betekent dit dat jongens dan moeten gaan werken om de huur en het levensonderhoud te betalen en dat zij van school afgaan. In het algemeen is alleen werk in de schoonmaak en in een restaurant bereikbaar. Meisjes kunnen soms iets langer naar school blijven gaan, maar vaak trouwen zij vroeg, omdat de moeders hen niet goed kunnen onderhouden.

Is het dan echt niet mogelijk om langer op school te blijven, en misschien door te leren, vraag ik hen? Nee, de moeders zijn allen zeer stellig, zonder vader is het niet mogelijk om te studeren. De enige kans zou zijn wanneer het hen zou lukken te trouwen met een Jordaniër, maar dat is in dit huis nog geen van de moeders gelukt.

Amal

Tijdens een taxirit in Amman, kwam ik toevallig met Amal in gesprek. Zij was één van de eerste Syriërs die ik hier ontmoette en stond er voor open om een afspraak te maken. Zij wilde mij wel meer vertellen over de situatie van jonge Syrische vluchtelingen in Jordanië.

Van Damascus naar Amman

Amal is opgegroeid in Jobar, een buitenwijk van Damascus. In Jobar woedt al jarenlang een heftige strijd tussen rebellen en het Syrische leger. Deze strijd heeft geleid tot een volledige exodus van de bewoners en tot totale verwoesting. Jobar is verworden tot een spookstad. Het wordt nog altijd bezet door rebellen van Al-Nusra, die van daaruit proberen hun invloed in Damascus uit te breiden.

Bij de acties rond Jobar zijn veel inwoners opgepakt en gevangen gezet, hoewel ze vaak niet betrokken waren bij het verzet. Dit lot trof vooral (jonge) mannen, waaronder een oom en een neef van Amal. De oom is in gevangenschap overleden; van de neef hebben ze al vier jaar niets gehoord. Amal vertelt dat haar neef 25 jaar was, en een paar jaar ouder dan zijzelf. Hij was net verloofd.

Amal is de oudste in een gezin met drie dochters en drie zoons. Het gezin is in 2012 Jobar ontvlucht. Ze kozen voor Amman, omdat ze hier mensen kenden en niet te ver van Syrië weg wilden; ze hoopten snel terug te kunnen keren. Met hun paspoorten en in hun eigen auto zijn zij naar Amman gereisd.

De hele familie van Amal woonde in Jobar en had een hechte band. Nu is de familie verspreid. Haar opa en oma wonen nu in een ander deel van Damascus, net als een broer en zus van haar moeder. Andere familieleden wonen in Turkije, Libanon, Egypte, Soedan, Saoedi-Arabië, Duitsland. Amal’s jongste zusje was een kleuter toen ze uit Damascus vertrokken. Amal vertelt dat zij telkens over Syrië praat, vooral over alle familie die daar was en die zij nu mist. Hier zijn ze alleen en dat is een groot verschil.

Studeren

Amal heeft in Damascus de basisschool en het voortgezet onderwijs doorlopen. Aansluitend heeft ze twee jaar Engels gestudeerd aan de Universiteit van Damascus. Op dit moment studeert ze Engels aan een van de vele universiteiten die Amman rijk is. Ze heeft geluk gehad, vindt zij zelf. Ze heeft een toelatingsexamen moeten doen en mocht toen in het tweede jaar van de opleiding starten; ze heeft dus één jaar ‘verloren’.

Het is allerminst vanzelfsprekend om als Syriër in Amman naar de universiteit te gaan. Amal kent maar weinig Syriërs op de universiteit. De reden ligt voor de hand: studeren is in Jordanië duur en dat geldt voor Syriërs in nog sterkere mate dan voor Jordaniërs; zij moeten meer betalen voor een studie. In Syrië was het onderwijs gratis. Amal’s geluk is dat zij vanuit twee bronnen financiële ondersteuning krijgt: een organisatie die zich inzet voor vluchtelingen, én de universiteit, die haar een beurs geeft vanwege haar hoge cijfers.

Ook Amal’s jongere broer studeert aan de universiteit. Zijn studie wordt betaald door hun oom in Syrië. Hij voldoet daarmee aan zijn religieuze verplichting tot zakaat, het doneren aan minder bedeelde geloofsgenoten, één van de vijf zuilen van de islam. Het is de vraag of hun jongere broer, die dit jaar eindexamen doet, ook zal kunnen studeren.

School

De jongere zussen en broers van Amal zitten op school. Haar jongste zusje en broer gaan naar een basisschool bij hen in de buurt. Zij krijgen les van Jordaanse leerkrachten, maar zitten nooit samen in de klas met Jordaanse kinderen. De Jordaanse kinderen gaan op de gewone lestijden naar school: ’s ochtends en het begin van de middag. Daarna gaan de Syrische kinderen naar school, meestal van 14.00 tot 18.00 uur. Zij krijgen les van dezelfde leerkrachten en gebruiken dezelfde boeken. In het voortgezet onderwijs gaat het op dezelfde manier. Volgens Amal zijn de taken van leerkrachten enorm verzwaard hierdoor, en zijn ze moe wanneer ze lesgeven aan de Syrische kinderen.

De lestijden zijn een probleem voor de kinderen. In de ochtend hebben zij niets te doen en tijdens een groot deel van het schooljaar is het donker als de school uitgaat. Het Midden-Oosten ligt dichterbij de evenaar en het duister valt snel en ook vroeger dan in meer noordelijk gelegen landen, zoals Nederland. Amal’s zusje en broer moeten altijd opgehaald worden, omdat ze bang zijn in het donker naar huis te lopen.

Levensonderhoud en Werk

Het gezin woont in een stadswijk in Amman waar veel Syriërs wonen, omdat de huren er laag zijn. In Damascus hadden Amal’s ouders een eigen huis, waardoor zij nauwelijks geld uit hoefden te geven aan wonen. Jordanië is een duur land; veel duurder dan Syrië. Tegelijk is het voor Syriërs verboden om te werken. Omdat het onmogelijk is te leven zonder een bron van inkomsten, zien veel Syriërs zich gedwongen om illegaal te werken tegen lagere lonen dan Jordaniërs. Ook Amal’s vader doet dit. Hij werkt op onregelmatige basis in een meubelwerkplaats. Hij neemt hiermee een risico: wanneer hij betrapt zou worden, zal hij uitgezet worden naar Syrië en niet terug kunnen keren. Hij heeft echter geen keuze. Ook Amal werkt illegaal wat bij, om haar familie te ondersteunen. Naast deze inkomsten, krijgen zij maandelijks voedselbonnen van Unicef.

Amal vertelt dat het voor sommig werk mogelijk is om bij het Ministerie van Werkgelegenheid een arbeidsvergunning te kopen. Ze weet niet precies hoe duur het is, maar wel dat het voor haar familie onmogelijk is om op te brengen; alleen echt rijke Syriërs kunnen zich dat veroorloven. Werk dat in aanmerking komt voor zo’n arbeidsvergunning is vooral in de handel en in de horeca. Voor het onderwijs, waar haar interesse ligt, is het onmogelijk om een werkvergunning te krijgen: alleen Jordaniërs mogen in het onderwijs werken.

Er zijn Jordaniërs die bereid zijn Syriërs te helpen, bijvoorbeeld door hen werk te bieden en af te spreken dat zij hen bij een eventuele controle zullen verbergen, of zullen doen alsof zij klant zijn of een toevallige passant. Volgens Amal hebben de Jordaniërs ook hun netwerken hiervoor, en bellen zij elkaar wanneer er controles zijn in een bepaalde wijk of branche. De reden dat Jordaniërs wel Syriërs in dienst willen nemen, is niet alleen omdat zij goedkoper zijn, maar ook omdat zij harde werkers zijn. Wij Syriërs pakken alles aan, zegt Amal.

Autorijden

Tijdens het eerste jaar in Amman, konden zij nog hun eigen auto gebruiken. Daarna werd er een wet aangenomen die het bezitten en besturen van auto’s door Syriërs verbood, vertelt Amal. Er waren in het begin veel Syrische auto’s in Amman; nu zie je ze nooit meer. Toen het bericht over de nieuwe wet kwam, heeft Amal’s vader de auto direct verkocht, omdat hij anders in beslag genomen zou worden. Volgens Amal betrof de nieuwe wet alleen Syriërs: Iraakse vluchtelingen in Jordanië, die vaak al langer in het land zijn, mogen wel autorijden. Net als een werkvergunning, kunnen rijke Syriërs ook een vergunning kopen waarmee zij auto mogen rijden, maar er zijn nauwelijks Syrische vluchtelingen die dit kunnen betalen.*

Amal vertelt over een Syrische jongen, die bij hen in de buurt woonde. Hij is betrapt toen hij in een auto reed en is naar het vluchtelingenkamp Zaatari overgebracht, dichtbij de Syrische grens. Van daaruit is hij enkele dagen later de grens met Syrië over gezet. Hij kon niet meer terugkomen naar Jordanië. Zijn familie heeft toen besloten om te vertrekken uit Jordanië. Zij wonen nu in de Verenigde Staten en zijn erin geslaagd om ook hem vanuit Syrië in de VS te krijgen.

Toekomstverwachtingen

Amal zal binnen een paar maanden afstuderen. Iets wat normaal gesproken een feest zou moeten zijn, bedrukt haar nu. Want wat daarna? In het onderwijs zal zij niet kunnen werken. Misschien lukt het haar om in het privéonderwijs aan de slag te komen; daar is de controle kleiner. Ze is somber over de situatie in Syrië en verwacht dat de oorlog nog lang kan duren. Haar liefste wens is terugkeren naar Syrië. Tegelijk wordt ze ook verdrietig als ze daaraan denkt, want niets zal meer zijn zoals het was: huizen zijn verwoest, veel mensen zijn naar het buitenland vertrokken en komen waarschijnlijk niet meer terug, anderen zijn dood. Vroeger bestaat niet meer.

Ondanks alles is Amal blij dat ze in Jordanië is. Zij vindt het fijn dat het dichtbij Syrië is, dat de taal hetzelfde is, en dat de manier van leven lijkt op wat zij is gewend. Veel Syriërs zijn inmiddels verder gemigreerd, meestal naar Europa. Zij gaan ervan uit dat ze nooit meer terug zullen gaan naar Syrië en zien geen toekomst in Jordanië; het lukt hier niet om in hun levensonderhoud te voorzien en om hun kinderen een opleiding te geven. Maar Amal moet er niet aan denken om naar Europa te gaan. Zij wil terug naar Syrië. Tot die tijd zal zij proberen om samen met haar familie het hoofd boven water te houden en een zo goed mogelijk leven te leiden in Jordanië, hoe moeilijk dat ook is.


* Na het schrijven van deze blog is mij uitgelegd dat dit geen nieuwe wet is. Mogelijk is het naleven van de wet strikter geworden, gezien de grote aantallen vluchtelingen uit Syrië, die naar Jordanië kwamen. Amal hoorde tot de eerste groep. Zij hebben dus kennelijk een jaar lang niets van de wet gemerkt, waardoor deze indruk is ontstaan. Het komt erop neer dat alleen mensen met een Jordaanse verblijfsvergunning of Jordaans staatsburgerschap auto mogen rijden. Iraki beschikken hier veelal over, terwijl Syriërs meestal alleen een identiteitskaart voor vluchtelingen hebben; deze heeft niet de status van verblijfsvergunning. Naast het gewone (Jordaanse) rijbewijs bestaat er een internationaal rijbewijs, dat gekocht kan worden. Vermoedelijk is dit het ‘dure rijbewijs’ waarop Amal doelt.

Beperkingen ten aanzien van werken en autorijden door vluchtelingen bestaan in veel landen. Ook in Nederland mogen Syriërs pas auto rijden wanneer zij een verblijfsvergunning hebben, en bovendien geslaagd zijn voor hun Nederlandse theorie- en praktijkexamen. Voor veel mensen is dat een grote financieel obstakel. Een verschil is dat Syriërs in Nederland in het algemeen wel een (tijdelijke) verblijfsvergunning krijgen. 

Blog

Geplaatst op 07 december 2016 in de categorie Jordanië

Gastvrijheid onder druk

Niet alleen Syriërs lijden onder de consequenties van hun gedwongen verblijf in Jordanië. Hun aanwezigheid trekt ook een zware wissel op de Jordaanse samenleving en zet relaties tussen Jordaniërs en Syriërs onder druk.

Geplaatst op 23 november 2016 in de categorie Jordanië

Woongemeenschap

In de vorige blog kwam Amal aan het woord, die vindt dat zij geluk heeft gehad omdat ze hier kan studeren. Heel anders is de situatie van een groep Syrische weduwen en hun kinderen, die met elkaar een portiek bewonen in een buitenwijk van Amman.

Geplaatst op 08 november 2016 in de categorie Jordanië

Amal

Tijdens een taxirit in Amman ontmoette ik Amal, afkomstig uit Damascus. Zij wilde wel met mij afspreken en mij vertellen over de situatie van jonge Syrische vluchtelingen in Jordanië. De naam Amal is fictief; traceerbare persoonskenmerken zijn bewerkt.